Aanleiding, vraagstelling, werkwijze

Featured

De Ridderorde van de Tempelieren was werkzaam in de twaalfde en dertiende eeuw ten tijde van de Kruistochten. Haar leden waren strijdende monniken: tegelijk kloosterling en krijgsman. Oorspronkelijk stelden zij zich tot taak: het beschermen van pelgrims naar de Heilige Plaatsen in Palestina en het beveiligen van de wegen daar naartoe. Spoedig werd ook het verdedigen van het Heilig-Land tegen de aanvallen van de Islamieten hun doel.

De Orde was rijk en machtig. Verbreid over heel Europa bezat zij kloosters en landerijen. Haar hoofdkwartier was gevestigd in Jeruzalem. Haar leger werd gerespecteerd en gevreesd door vriend en vijand.

Over de Orde is zeer veel bekend. Bibliotheken zijn er over volgeschreven. Merkwaardig is, dat over de aanwezigheid van de Tempelorde in Nederland nauwelijks iets bekend is. Zelfs een betrouwbaar overzicht van haar vestigingen in ons land is niet beschikbaar. Met deze site wordt een poging gedaan nog aanwezige sporen van “De Tempel” in Nederland te achterhalen.

Auteur: Ben Brus: Tempelieren.nl

Mogelijke vestigingen van de Tempelorde in Nederland

Op deze pagina wordt een lijst weergegeven van tot nog toe gevonden plaatsen in Nederland, waar de Tempelorde mogelijk gevestigd is geweest, gronden in eigendom heeft gehad, of op andere wijze mee in relatie heeft gestaan.Een link voert bij een locatie naar een opgave van voor ons doel mogelijk relevante bijzonderheden .Voor sommige plaatsen bestond nog onvoldoende gelegenheid voor systematisch onderzoek. Bijzonderheden worden daarbij dan ook niet vermeld. De namen van deze locaties zijn in de lijst cursief weergegeven.

AardenburgAarle-RixtelAlphen
AmersfoortArnhemAverlo
Axel

Beek in de LiemersBeek LBergharen
Berkel en RodenrijsBesoyenBeuningen
BeverwijkBorgharenBorsele
BoshovenBrakel GldBrakel N.B
Breda  
CastircumChaam 
DalfsenDe BiltDelwijnen
Den-BoschDen BurgDijk
DomburgDordrechtDruisdijk
EchtEindhovenElburg
EngwierumEsbeekEspelo
Geersdike

Groessen  
HaarenHaarlemHeemskerk
HeerHeesbeenHeeze bij Eindhoven
HeinoHernenHerxen
HeusdenHieslumHoonhorst bij Dalfsen
HoornHuissenHulst
Hulzen bij Hellendoorn  
IJsselmuiden  
Joost bij Echt  
KerckwerweKwaalburg 
Lage MierdeLeeuwenLinden
MaasbrachtMaastrichtMalden
MiddelburgMonster 
NeerboschNoordwijkerhout 
Ochten/DodewaardOeffeltOostburg
OosterhoutOosterwijk
Opperdoes bij MedemblikOssenisseOverasselt
OverschieOvezande op Z.Beveland Rosmalen bij ‘sHertogenbosch
ReimerswaalRijsenburg
SittardSoesterbergSteenhoven (Z.Vl.)
StiphoutSt. JansbergSt. Jansteen bij Hulst
Tempel bij ReeuwijkTer Apel Tilburg
VeereVeghelVlaardingen
Voorst bij Gendringen  
WaardeWarffumWemeldinge
Westervelde bij NorgWijheWijk en Aalburg
Zaamslag bij TerneuzenZaandam 
ZierikzeeZoetermeer 

Auteur: Ben Brus

Amersfoort (Buurtsdijk/Vathorst)

Ten noorden van Amersfoort lag voorheen het gehucht Buurtsdijk. Onlangs is het gebied, als de nieuwbouwwijk Vathorst, een deel van Amersfoort geworden. Buurtsdijk ontstond indertijd aan de Calveenseweg. Hier lag, zoals blijkt uit bijgaand kaartje, tot voor kort De Tempel. Op weinig afstand ervan lag de boerderij Het Klooster. Op wat grotere afstand ligt nog de boerderij Palestina aan de Palestinaweg. Ook de wijk rond deze boerderij wordt wel Palestina genoemd. De vraag is hier: Verwijzen deze toponiemen op een of andere wijze naar de Tempelorde en naar de kruistochten?

Buurtsdijk met: De Tempel, Het Klooster, Palestina, Calveenseweg, Duisterweg en Palestinaweg     (Achtergrond: Detail van Kaart 408 uit de “Historische Atlas Gelderland”, Robas Producties 1989.)

Ontginningen

De Calveenseweg loopt door het Calveen, een deel van het Hooglanderveen, het uitgestrekte laag gelegen gebied langs de Eem, met de zandige heuvels van de Veluwe aan de ene en die van Utrecht aan de andere kant. Het maakt deel uit van de Gelderse Vallei. Van ouds was het een troosteloos moerassig veengebied. In de loop van meerdere eeuwen werd het ontwaterd en ontgonnen. De betrokken ontginningsgeschiedenis werd uitvoerig bestudeerd. Een recent verschenen gedegen publicatie er over is: “Amersfoort lag aan zee” van de hand van M. Mijnssen-DutilhIn deze en andere studies komen diverse gebieden en boerderijen ter sprake. Is hierin een antwoord op de gestelde vraag te vinden? 

De Calveenseweg, liep van west naar oost. Met betrekking tot het Calveen wordt vermeld, dat het in oorsprong een schraal, onbewoond gebied was. De weg liep er over wat hoger gelegen zandkoppen. Ook bij hoog water bleef ze droog.( Van den Heuvel, c.s. pg.9.) Verderop ging ze over in de Veenweg en daalde daar af naar een meer moerassige omgeving. Vanaf het begin van de twaalfde eeuw is men begonnen het Calveen te ontginnen. De Calveenseweg diende daarbij als ontginningsbasis. Er langs werden de eerste boerderijen gebouwd.

In de betrokken studies wordt een enkele keer de boerderij “Het Klooster“ genoemd, zonder verdere bijzonderheden. Een vermelding van “De Tempel” werd niet aangetroffen 

Het om zijn natuurschoon gewaardeerde landelijke gebied rond Buurtsdijk wordt op het ogenblik omgevormd tot de stedelijke nieuwbouwwijk Vathorst. Ter gelegenheid hiervan verscheen een geschrift met de welsprekende titel: “Een wereld van verschil. Hooglanderveen ontmoet Vathorst”. Hierin wordt een beeld geschetst van het oude land, dat verloren gaat. Daarnaast wordt aangegeven, welke ideeën hebben voorgezeten bij het ontwerpen van de nieuwe woonwijk. Daarbij wordt vermeld, dat er naar gestreefd wordt een aantal elementen uit het verleden te handhaven en in de nieuwe opzet te integreren. Zo zouden een aantal boerderijen gespaard blijven als stille getuigen van het voorbije landelijke verleden. In dit kader komen De Tempel en Het Klooster wel ter sprake. 

Een huisje met maar één deur

Met betrekking tot De Tempel wordt het volgende vermeld ( Van den Heuvel, c.s., pg.114.): Op het eind van de Kerkenakker aan de Calveenseweg stond de boerderij De Gansenkuil. “De Kerkenakker was een smalle strook grond aan beide zijden van de Calveenseweg. Deze slag was eigendom van de heer en vrouwe van Emiclaer. Zij hebben veel gronden in erfpacht ter beschikking gesteld aan minder bedeelden om een huisje op te bouwen. Later zijn de huisjes aan de R.K.Armen van Hoogland gegeven. Op de Kerkenakker stonden naast De Gansenkuil nog twee huisjes De Zwarte Ruiter en De Tempel.”

De Tempel lag direct aan de weg.” Het is altijd een huisje gebleven zonder grond van betekenis. Het was eigendom van de R.K. Armen van Hoogland. Er zat maar één deur in om naar binnen en naar buiten te gaan, vandaar de naam De Tempel. Op de vraag van een bewoner of het armbestuur niet genegen was om ook een achteruitgang te maken, kwam als antwoord van de armmeester: “Je bent lang genoeg achteruit gegaan, ga nu maar eens vooruit!” Er kwam geen achterdeur!”

1832 eigenaar R.K.Armen van Hoogland, groot 1 ha.”

In verband met de aanleg van de nieuwe wijk Vathorst werd De Tempel kortgeleden gesloopt. Herbouw ligt niet in het voornemen.

Met betrekking tot Het Klooster wordt vermeld ( Van den Heuvel ,c.s. pg.112 en 113.):

Deze boerderij aan de Calveenseweg heeft bijna zeker eerst aan de andere zijde van de weg gestaan onder de naam De Zandhaar. Deze boerderij is in 1672 door Franse soldaten verwoest en daarna niet meer herbouwd. Rond 1734 komt Gijsbert Jansz. van de Zuidwindt met zijn echtgenote uit Leusden. Zij bouwen waarschijnlijk de nieuwe boerderij op de huidige plaats. Het is niet duidelijk waarom deze Het Klooster heet……. Het Klooster is gesloopt, maar wordt herbouwd.”.

Volledigheidshalve wordt hier nog vermeld, dat van de zijde van de Gemeentelijke Archeologische Dienst van Amersfoort werd meegedeeld, dat bij De Tempel en Het Klooster geen opgravingen hebben plaatsgevonden en dat er ook geen archeologische bijzonderheden over bekend zijn.

Met betrekking tot de boerderij Palestina werden (nog) geen gegevens verzameld. Zij ligt in een polder, die van jongere datum is. Bovendien ligt ze in een andere gemeente en een andere provincie. Vooralsnog lijkt het zoeken naar een relatie met de Tempelorde weinig zinvol.

Het bovenstaande overziende lijkt niets te wijzen op een samenhang van De Tempel in Buurtsdijk met de Tempelorde uit de twaalfde en dertiende eeuw. Wat in Buurtsdijk bekend stond als De Tempel komt naar voren als een klein onaanzienlijk huisje, gebouwd als armenwoning, met nauwelijks enig grondbezit, als bouwwerk beperkt gebleven tot een absoluut minimum, historisch en bouwkundig van geen enkel belang. De naam “De Tempel” lijkt hier niet meer te zijn dan een spotnaam, zonder enige verdere betekenis.

De Tempel” gezien in een ruimere context

Het gebouwtje lijkt volkomen onbeduidend en niet het noemen waard. Vreemd is het dan, dat het in meerdere publicaties wel aangegeven en met naam genoemd wordt. Enkele toevallig gevonden voorbeelden:

a.   Op Kaart 408 in de “Historische Atlas Gelderland”, uit 1869, heruitgegeven door Robas in1989 wordt een gebouw met het bijschrift “Tempel” aangegeven. Een detail uit deze kaart werd hierboven afgedrukt.

b.     De uit 1847 stammende kaart 69 in de “Grote Historische Atlas van Nederland”, Deel 3 Oost Nederland, in 1990 uitgegeven door Wolters-Noordhoff, geeft De Tempel in Buurtsdijk eveneens aan met vermelding van de naam.

c.      S. Gille Heringa vermeldt in zijn “Aardrijkskundig  Handwoordenboek van Nederland” onder “Tempel” elf lokaties. Een ervan wordt als volgt omschreven:

Tempel ( De )    b. –  30 min. N. v. Langeoord,  gem.  Hoogland,  Utrecht”

Hier is duidelijk “De Tempel” in Buurtsdijk bedoeld. De b. betekent hier “buurt”. Tempel wordt hier dus opgevat als naam van een hele buurt. Voor goed begrip, in het lijstje van elf komt b.maar  twee keer voor. Zes keer wordt h. vermeld, in de betekenis van “huis”. In dit geval is blijkbaar bewust voor “buurt” en niet voor “huis” gekozen.

Aan deze voorbeelden liggen slechts toevallige waarnemingen ten grondslag. Ongetwijfeld is het rijtje voor uitbreiding vatbaar. Hebben de auteurs en kaartenmakers het werkelijk de moeite waard gevonden aandacht te vragen voor een onaanzienlijk armelui’s huisje met slechts één deur, ergens in de polder? Zou een buurt naar zo een huisje genoemd zijn?

Heringa vermeldt De Tempel in Buurtsdijk niet geïsoleerd, maar samen met andere toponiemen met een element “tempel”. Het lijkt raadzaam er ook hier eens naar te kijken in een wat ruimere context.

In voorgaande analyses bleek, dat locaties met een tempel-toponiem, gelegen in ons rivierengebied, veelal de volgende kenmerken vertonen:

  1. Ze stammen uit een schemerig ver verleden; een stichtingsdatum is niet bekend.
  2. Ten opzichte van hun omgeving zijn ze relatief  hoog gelegen, zodat zij reeds vòòr de dijkengordels werden gesloten vrij waren van wateroverlast.
  3. Ze liggen aan een doorgaande weg voor langeafstandsverkeer.
  4. Ze liggen veelal op plaatsen, waar reizigers behoefte hebben aan hulp, bijvoorbeeld bij rivierovergangen

Als verklaring voor de gevonden regelmatigheid werd aangenomen, dat toponiemen met “tempel” doorgaans inderdaad verwijzen naar de Tempelorde en dat de betrokken locaties hebben gefunctioneerd als door de Orde in stand gehouden steunpunten ten dienste van passerende bedevaartgangers en andere reizenden.

De vraag is nu, of De Tempel in Buurtsdijk ook de genoemde kenmerken vertoont.

Uit het voorgaande blijkt, dat er met betrekking tot de eerste twee – het mistig verleden en de relatief hoge ligging – weinig twijfel mogelijk is. Maar valt hier ook een doorgaande weg aan te wijzen?

De weg, die hier in aanmerking komt, is de aloude weg van Utrecht naar de IJsselsteden, dus de weg van Het Sticht naar Het Oversticht.

Nu liep deze weg van ouds door Amersfoort, of ten minste door een voorde op de plaats waar Amersfoort later ontstond. De weg ging verder over zandopduikingen  in de richting Hoevelaken, Nijkerk, enz. Over Buurtsdijk liep deze weg dus oorspronkelijk zeker niet.

Echter, rond 1170 kwam er een wijziging in de situatie. Door heftige stormen werden zandbanken voor de mond van de Eem weggeslagen. Daardoor verbeterde de waterafvoer en daalde de waterstand in het er achter liggend veen. Dit werd meer toegankelijk.( Van den Heuvel, c.s, pg.18.) Zo kwam een weg, die nu de Duisterweg heet, beschikbaar. Deze bood een kortere mogelijkheid om vanuit Amersfoort Nijkerk te bereiken en raakte bijgevolg in trek.( Van den Heuvel, c.s. pg..8.)

Deze Duisterweg komt uit op de Calveenseweg, precies daar waar het huisje “De Tempel” lag.

Later – mogelijk in het midden van de veertiende eeuw – kwam een nog kortere weg ter beschikking over Bunschoten en Eembrugge.( Dekker en Mijnssen-Dutilh, pg.93/94.). De route via de Duisterweg en Buurtsdijk verloor daardoor aan betekenis. Wel zijn sporen van het vroegere meer intensieve verkeer blijven bestaan. Zo ligt er bij de Palistinaweg een weg met de naam “Pallisaden”. In zijn website geeft het Eemlandarchief hierbij de volgende toelichting: (Een palissade is) Een omheining van in de grond geslagen palen. Hier waarschijnlijk bedoeld als een versperring om de toegang over de oude weg ten noorden van de veenplassen in de richting Nijkerk onder controle te houden.”

Duidelijk is, dat in de twaalfde en dertiende eeuw, dus in de tijd waarin de Tempelorde actief was, de Tempel in Buurtsdijk gelegen was aan een in trek zijnde doorgaande weg van Utrecht naar de IJsselsteden.

Blijft nog de vraag, of  in de route misschien een obstakel lag, dat hulp voor de reizenden gewenst maakte.

Hoe de weg naar Nijkerk vanaf Buurtsdijk verder liep, is niet geheel duidelijk. Door latere ontginningen is het beeld vervaagd. Wel is duidelijk, dat voorbij Buurtsdijk de weg daalde naar een wat lager niveau. De tocht naar Nijkerk was nog lang en ging door een moerassig dunbewoond veengebied. Ter wille van een ongestoorde doortocht door een moeilijk gebied zullen raad, hulp en onderdak welkom zijn geweest.

De vier gemeenschappelijke kenmerken van locaties met een tempeltoponiem blijken bij De Tempel in Buurtsdijk inderdaad aanwezig. Dit betekent, dat er ernstig rekening mee mag worden gehouden, dat in Buurtsdijk een steunpunt van de Tempelorde heeft gelegen.

Meer gegevens gewenst.  

Beschouwing van de situatie vanuit een wat ruimer perspectief leidt tot de conclusie, dat het zeer wel mogelijk is, dat De Tempel in Buurtsdijk  terug gaat op een steunpunt van de Tempelorde langs een oude route van Utrecht naar de IJsselsteden. Een dwingend bewijs, dat dit inderdaad het geval is geweest, vormt dit niet. Het blijft evenzeer mogelijk, dat slechts gesproken mag worden van een simpel armenhuisje, dat De Tempel werd genoemd, bijvoorbeeld omdat het maar één deur telde.

Het is verleidelijk hier te vervallen in speculatie om tot eenduidigheid te komen. Beter lijkt het, om uit te zien naar verdere feitelijkheden, die tot verheldering kunnen leiden.

  • Zijn er foto’s, tekeningen of beschrijvingen van De Tempel bewaard gebleven?
  • Wat herinneren de vroegere bewoners zich?
  • Is er een verslag van de sloop?
  • Wat herinneren de slopers zich?
  • Leveren de oude documenten iets op, wanneer er met andere ogen naar gekeken wordt?
  • Zijn er oude verhalen in omloop (geweest), die in dit verband iets zeggen.

Arrcheologisch onderzoek van de locatie De Tempel/Het Klooster zou moglijk meer licht kunnen brengen.

Samenvatting

Het  bestaan van een aantal toponiemen – waaronder “De Tempel”- in Amerfoort/Buurtsdijk, doet de vraag rijzen, of  hier gesproken mag worden van een relatie met de Tempelorde. Recente gegevens wijzen in de richting van een onbetekenende armenwoning, die “De Tempel” werd genoemd, omdat ze maar één deur telde. Van een relatie met de Tempelorde kan dan moeilijk sprake  zijn. Gezien tegen een ruimere achtergrond past De Tempel te Buurtsdijk echter in het voorheen gevonden beeld van de steunpunten van de Tempelorde langs doorgaande wegen. Beide mogelijkheden verdienen overweging. Verzameling van verdere feitelijke gegevens kan dienstig zijn om tot uitsluitsel te komen.

Literatuur

  • Dekker, C. en M. Mijnssen-Dutilh:  De Eemlandtsche Leege Landen. Ontginningen rond de mond van de Eem in de 12e en 13e eeuw. Utrecht,  1995. 
  • Heuvel, A. van den, G. Raven en N. van Vulpen:   Een wereld van verschil. Hooglanderveen ontmoet Vathorst.  Historische Kring Hoogland.  Hoogland, 2003. 
  • Mijnssen-Dutilh, M.     Amersfoort lag aan zee. Waterschapskroniek Vallei & Eem.  Utrecht/Leusden,   2007.

Auteur: Ben Brus

Aardenburg (Zeeuws-Vlaanderen)

Vermeldingen in de literatuur

Schoengen schrijft in “Monasticon Batavum” (1941, II, pg.7): “Aardenburg(Z) Tempeliers? Lit. Navorscher , XXXIX (1890) 105.”

In 1963 vermeldt Hardenberg in “De ondergang van de Tempeliers” (pg. 7.) dat Guy van Vlaanderen vier bunder op het veen bij Aardenburg in huur gaf aan de Tempelhof bij Brugge. De zelfde vier bunder verklaarde hij in februari 1285 met nog twee bunder twee gemeten en vijf roeden voor 293 … 12 schellingen en 2 penningen te hebben verkocht aan de commandeur voor Vlaanderen van de Tempelridders.

Hosten (2006,pg.228.) deelt het volgende mee: “Vanaf 1282 huurden de tempeliers van Brugge een stuk grond op het veen bij Aardenburg van de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre. Dit gebeurde op verzoek van de commandeur van Vlaanderen, Pieter Utenzacke. Nauwelijks een jaar later verkocht de graaf de gronden aan de tempeliers.”

Nuyttens (2007, pg.136.) schrijft: “Ër zijn maar enkele summiere indicaties voor de gebiedsuitbreiding van de commanderij te Brugge: graaf Gwijde van Dampierre schonk op 25 mei 1282, uit erkentelijkheid voor bewezen diensten, gronden op de moeren van Aardenburg. Om tot verdere gebiedsconcentratie te komen heeft de commandeur Pieter uter Zak in februari 1286 op dezelfde plaats nog een aantal gronden aangekocht. Aan de graaf en zijn erfgenamen moesten de tempeliers daarvoor een jaarlijkse rente betalen af te rekenen op de rekening van Assenede.

Goudriaan plaatst in 2010 in zijn “Kloosterlijst” een eventueel tempelierenklooster te Aardenburg op de eliminatielijst. Hij geeft hiermee aan, dat geen bevestiging werd gevonden voor het bestaan van een dergelijk klooster. Eventuele mededelingen erover rekent hij tot de legendes

Was de Tempelorde in Aardenburg gevestigd?

Aardenburg beleefde als stad in de dertiende eeuw een bloeiperiode. Het was een belangrijke zeehaven. Het groeide in die dagen uit tot een drukbezocht Maria-bedevaartsoord.

Dit waren kenmerken die de stad in aanmerking deden komen als vestigingsplaats voor de Tempelorde. Zekerheid bestaat er echter alleen over, dat de tempelheren in de omgeving gronden in bezit hebben gehad. Een klooster of huis van de Orde is er vrijwel zeker niet geweest.

Samenvatting

De tempelorde heeft in de omgeving van Aardenburg gronden bezeten. Over een klooster of huis van de Orde ter plaatse is niets bekend.

Literatuur

  • Goudriaan, K.: Kloosterlijsthttp://www2.let.vu.nl/oz 2010.
  • Hardenberg, H.: De ondergang van de Tempeliers. In: Johanniter Orde in Nederland. 14e jrg , Nr.56A, juli 1963.
  • Hosten, J.: De tempeliers. Pearson Education, (2006).
  • Nuyttens, M.: Krijgers voor God. Leuven, Zutphen, (2007).
  • Schoengen. M.: Monasticon Batavum. Amsterdam ,1941.

Auteur: Ben Brus.

Aanleiding

Bij het bladeren in een oude atlas van Gelderse gemeenten (J.Kuyper, Gemeente Atlas van de Provincie Gelderland. Leeuwarden, 1868.) viel op, dat een boerderij aan de Maas bij Overasselt de naam “Tempel” droeg. Voorts werd bij Beuningen “Den Olden Tempel” gevonden. In Boven-Leeuwen en in Ochten bleken ook huizen te liggen die “De Tempel” werden genoemd.

Tempelstraat nr. 14. ‘De Tempel’ (afb. 350-352). Voormalig veerhuis staande in de hoek gevormd door de Maasbandijk en de Tempelstraat. Grote boerderij op t-vormig grondplan in haar huidige vorm voornamelijk daterend uit de 18de en begin 19de eeuw. In het brede voorhuis rechts de gelagkamer van het veerhuis. Literatuur. Van Schevichaven 1846, blz. 46. Bron: DBNL: A.G. Schulte, Het Rijk van Nijmegen. Westelijk gedeelte (1982)  (aanvulling JvBQ).

Merkwaardig, in een beperkt Gelders rivierengebied treft men vier behuizingen aan met eenzelfde niet bepaald voor de hand liggende naam. Het zijn bovendien blijkbaar geen doorsnee boerderijen. Op de betrokken gemeentekaarten worden maar weinig individuele gebouwen met hun naam aangegeven. Deze vier wel. Klaarblijkelijk gaat het om hofsteden, die om een of andere reden markant zijn. Dit alles kan geen toeval zijn. Is er een verklaring voor?

Zou het kunnen zijn, dat de voorgangers van deze gebouwen indertijd – in de twaalfde en dertiende eeuw – eigendom waren van of op een of andere wijze in relatie stonden tot “De Tempel”, de Orde van de Tempelieren, en dat zij daaraan hun naam hebben te danken?
Het is op het eerste gezicht een gewaagde veronderstelling. Maar het is een bekend feit, dat in Parijs, Londen, Bristol en Berlijn en in veel andere Franse en Engelse steden en dorpen door de eeuwen heen de naam “Tempel” bewaard bleef voor gebouwen, straten en wijken, die ooit op een of andere wijze met de Tempelorde in verband hebben gestaan. Waarom zou dit in ons land niet het geval kunnen zijn?

Het lag voor de hand, om eerst eens bij historici te rade te gaan, om te zien of daar steun voor de veronderstelling te vinden zou zijn. Het resultaat van een korte speurtocht stelde teleur. Over de aanwezigheid van de Tempelieren in Nederland bleek nauwelijks iets bekend. Een monografie erover was (indertijd) niet te vinden. Slechts verspreide opmerkingen werden aangetroffen. Een overzicht van vestigingen ontbrak eveneens. Wanneer er in jongere tijd door historici over kommanderijen en andere bezittingen van de Tempel in Nederland wordt geschreven, dan is dit met grote terughoudendheid en scepsis. Slechts van een enkele kommanderij wordt het bestaan als bewezen beschouwd. Argument daarbij is veelal, dat in archieven maar heel weinig uit de betrokken eeuwen zelf stammende vermeldingen van de aanwezigheid van de Tempelorde in ons land te vinden zijn. Dit in tegenstelling tot de situatie in ons omringende landen. Daar bestaat met betrekking tot “De Tempel” een rijke geschiedkundige literatuur, gebaseerd op talrijke oorspronkelijke documenten. In onze vaderlandse geschiedenis is de aanwezigheid van de Tempelorde min of meer een blinde vlek.

  • Een vraag, die blijft, is dan: zijn er andere tekenen, die wijzen in de richting van de aanwezigheid van de Tempelieren in ons land?

Met betrekking tot “De Tempel” in Overasselt lijkt dit inderdaad het geval.

Een gesprek met de bewoners gaf reeds te denken. Het volgende werd verteld: De boerderij was van ouds tevens veerhuis en herberg. De oude gelagkamer was nog steeds aanwezig. Het veer heette indertijd “Het Tempelveer”. De weg langs de boerderij naar de voormalige aanlegplaats van het veer wordt nog steeds “De Tempelweg” genoemd. Bij een verbouwing binnenshuis was men op zwaar muurwerk gestoten. Daarbij kwamen scherven aan het licht, die als dertiende-eeuws werden gedateerd. Met betrekking tot het huis deden verhalen de ronde over mannen in het wit, “een soort geestelijken”, die zich met iets als hagepreken hadden bezig gehouden.
In een gesprek met de projectleider van de Archeologische Werkgemeenschap, afdeling Nijmegen en Omstreken, bleek voorts, dat aan de overzijde van de Maas bij Linden opgravingen hadden plaatsgevonden op een wat hoger liggend terrein, dat van oudsher “Het Tempelierenklooster” werd genoemd. Men vond er sporen van een rechthoekig grachtenstelsel, restanten van een aanlegplaats, enkele kloostermoppen, puin en een tweetal zware houten peddels. Geschat werd, dat een en ander uit de dertiende of veertiende eeuw stamde.

Eikenhouten peddel, gevonden op de bodem van een dichtgeslibde kreek bij het “Tempelierenklooster” bij Linden. (Foto: Lieske Brus-Overman )

Hiermee is het gewaagde vermoeden, dat de Tempelorde haar naam gaf aan de betrokken boerderij, veranderd in een zeer plausibele veronderstelling. Zelfs is het nu aannemelijk, dat de Tempelheren hier ooit een overzetveer in stand hebben gehouden. Immers, bekend is, dat de Tempelieren soldaat-monniken waren, die zich in de twaalfde en dertiende eeuw bezig hielden met het behulpzaam zijn van pelgrims en het beveiligen van pelgrimsroutes. De Maas was ook toen een belangrijke verkeersweg. Voorts ligt het voor de hand – gezien de “Tempelweg” naar de aanlegplaats van het veer en de restanten van een aanlegplaats aan de overkant – dat er toen ook verkeer over land heeft plaats gevonden. Aan beide zijden komt nu nog de naam “Tempel” voor. Aan de rechter oever in verband met een veerhuis-herberg en een weg, aan de andere kant samen met de term “klooster”. Op beide lokaties werden archeologische vondsten gedaan, stammend van rond 1300. Aan de noordzijde leven vage verhalen over “geestelijken in witte gewaden”.Een dwingend bewijs vormt dit alles niet. Maar van sterke aanwijzingen voor een aanwezigheid van de Tempelorde mag toch wel gesproken worden. Zou dit ook in andere soortgelijke situaties het geval zijn? Dit is de vraag, die hier centraal staat.

Tot zover de aanleiding tot deze site. Verdere bijzonderheden met betrekking tot de locaties Overasselt en Linden komen hierna ter bestemde plaats aan de orde.

Vragen, waarop een antwoord wordt gezocht

Algemeen gesteld komen de volgende vragen aan de orde:

  • Zijn er in Nederland locaties te vinden, die er van “verdacht” kunnen worden vestigingen te zijn geweest van of anderszins in relatie te hebben gestaan tot de Tempelorde?
  • Zijn er aanwijzingen te vinden, die een dergelijk vermoeden ondersteunen of ondergraven?

Antwoorden op deze vragen zullen slechts bij uitzondering kunnen leiden tot definitieve opheldering van de genoemde blinde vlek. Veelal zal er ruimte blijven voor twijfel. Maar een overgang van blindheid naar slechtziendheid – zich uitend in de vorm van gegronde vermoedens – vormt een niet te versmaden winst. Bovendien, het totaaloverzicht over deze vermoedens kan verbanden en regelmatigheden aan het licht brengen, die op zich interessant zijn, en die het geheel aan overtuigingskracht doen winnen.

Intussen is reeds gebleken, dat bij het merendeel van “verdachte” locaties door omwonenden niet aan een verband met de Tempelorde wordt gedacht. Doorgaans wordt bij gerichte navraag de idee van een samenhang van de hand gewezen en als weinig reële verwerpelijke fantasterij beschouwd. Ook historici wijzen het leggen van een verband tussen het voorkomen van tempel-toponiemen en volksverhalen over Tempelridders enerzijds en een feitelijke aanwezigheid van de Tempelorde anderzijds van de hand. Mocht het beantwoorden van de gestelde vragen in bepaalde gevallen resulteren in een gegrond vermoeden, dan kan dit in de toekomst bij archiefonderzoek en bij graafwerkzaamheden tot grotere allertheid, en bijgevolg tot meer gerichte aandacht en mogelijk tot verdere verheldering leiden.

Werkwijze

1 – Hoe worden “verdachte lokaties” opgespoord?

Een eerste aanknopingspunt is doorgaans een toponiem: de naam van een straat, een boerderij, een grondstuk, enz. waarin de term “tempel” voorkomt. Als bron hiervoor wordt gebruik gemaakt van: kaarten, atlassen en encyclopedieën (voornamelijk oude), van een register van straatnamen, van databanken als van het Meertens Instituut, van het aardrijkskundig woordenboek van Van der Aa en van toevallige vondsten en mededelingen. Tot heden kwam hierdoor een aanzienlijk aantal locaties onder de aandacht. Zie: Mogelijke vestigingen in Nederland.

Ongetwijfeld zijn hiermee niet alle in aanmerking komende plaatsen geïdentificeerd. Deze site biedt een gerede mogelijkheid om nog ontbrekende locaties op het spoor te komen.

2 – Welke verdere aanwijzingen kunnen naast een naam geacht worden te duiden op een relatie met de Tempelorde?

In het wilde weg zoeken lijkt hier geen goede strategie. Naar vermogen zullen we ons een beeld moeten vormen van wat we denken te vinden. Een zo goed mogelijk idee is dus nodig van de wijze waarop de Tempelorde indertijd in onze streken aanwezig is geweest en van de aard van de sporen die zij hier kan hebben achtergelaten. Aan het zoeken naar aanwijzingen diende bijgevolg enige studie vooraf te gaan naar de geaardheid en verschijningswijze van de Tempelorde. Een weerslag van deze literatuurstudie, met aan het eind een opsomming van mogelijke aanwijzingen, biedt het volgende hoofdstuk van deze site, getiteld: De Tempelorde.

Een tweetal opmerkingen is hier op zijn plaats.

Het moge duidelijk zijn, dat bij dit overzicht niet een volledige weergave van het wel en wee van de Orde in zijn algemeenheid wordt nagestreefd. Met name die aspecten worden naar voren gehaald, die van belang zouden kunnen zijn voor het leren kennen van de verschijningsvorm van de Tempel in Nederland. Aan allerlei andere vragen en discussiepunten met betrekking tot de Tempelorde – die er te over zijn – wordt voorbij gegaan.

Het gebeuren rond de Tempelorde ligt ver achter ons en heeft zijn nobele, romantische, mysterieuze, dramatische en gewelddadige kanten. Dit heeft er toe geleid, dat in latere eeuwen sommigen er toe neigden een verband te construeren tussen de Tempelieren en de eigen groepering of de eigen denkbeelden. Eerbiedwaardige en geheimzinnige historische wortels zijn niet te versmaden als het gaat om het werven van aandacht en prestige. Er is, wat dat betreft, rond de Tempelieren heel wat geromantiseerd en gemystificeerd. Op zijn beurt heeft dit verschijnsel zelf weer zijn eigen geschiedenis en zijn boeiende kanten. Hier zijn deze echter niet aan de orde.
Bij de gesprekken naar aanleiding van het op een bepaalde plaats voorkomen van de naam “Tempel” bleek dikwijls, dat men zich niet alleen totaal niet bewust was van een mogelijk verband met de Tempelorde, maar dat een vraag hiernaar in eerste instantie associaties opriep in de richting van deze mystificaties of van de spreekwoordelijke drinkebroers. Blijkbaar is dit de sfeer, die de naam “Tempelieren” veelal oproept.

Om misverstand te voorkomen wordt daarom uitdrukkelijk het volgende opgemerkt: Wie verwacht of vreest, dat op deze site onderwerpen aan de orde komen als: schatten van koning Salomon, piramidebouwers, familieleden van Christus, kathedralenbouwers, vrijmetselaars, geheime kennis, verborgen schatten, versleutelde boodschappen, de heilige graal, kabbalistiek, enz. kan gerust zijn of wordt teleurgesteld naargelang vrees of nieuwsgierige verwachting bij hem domineerde. Over deze onderwerpen handelt deze site niet. Hier gaat het slechts om de feitelijke aanwezigheid van de uit de geschiedenis bekende Tempelorde in het gebied, dat nu Nederland wordt genoemd.

3 – Hoe worden dergelijke aanwijzingen met betrekking tot een bepaalde locatie achterhaald?

Archief-onderzoek en archeologisch onderzoek leveren ongetwijfeld de meest overtuigende aanwijzingen. Het moge duidelijk zijn, dat het uitgesloten is, dat dergelijk onderzoek in het kader van deze site wordt uitgevoerd. Het enige, wat in dit opzicht mogelijk is, is het zorgvuldig bijeenbrengen van resultaten van dergelijk door anderen verricht onderzoek. Hiertoe wordt kennis genomen van wat vastgelegd is met betrekking tot de lokale geschiedenis. Plaatselijke bibliotheken en archieven worden bezocht. Met lokale historische verenigingen wordt contact opgenomen. Daarnaast wordt de situatie zelf bekeken en wordt met omwonenden gesproken over ter plaatse levende verhalen en traditionele opvattingen.

De belangstelling en de bereidheid informatie te verstrekken blijkt daarbij veelal treffend groot. Een aanzienlijk aantal bewoners, bestuursleden, leeszaalassistenten, archiefbeambten, horecamedewerkers en toevallige voorbijgangers is veel dank verschuldigd!

4 – Het resultaat van dit zoekwerk wordt hierna weergegeven op de pagina: Mogelijke vestigingen in Nederland

De tot dusver gevonden “verdachte” locaties worden daar eerst opgesomd. Een link voert dan telkens van de naam van een bepaalde locatie naar een pagina waar de gevonden relevant geachte bijzonderheden bij deze locatie worden vermeld.

5 – Tot slot wordt op de pagina discussie een blik teruggeworpen op hetgeen gevonden werd

Te voren was niet te voorzien, waartoe het project zou leiden. Dit verslag is ook nu niet definitief afgerond. Het eind ligt blijvend in de toekomst. Toch werden reeds enkele “voorlopige conclusies” geformuleerd. Ook werd ingegaan op de geschiedschrijving met betrekking tot de Tempelorde in Nederland en op voorstellen tot verklaring van toponiemen met een element “tempel”.

Auteur: Ben Brus: Tempelieren.nl